Hoofdstuk 1 - Marxplaats

Marxplaats.nl
Marxplaats.nl
Ga naar de inhoud

Hoofdstuk 1

Roman
Hoofdstuk 1 Wind tegen

De schelp kraakt als ik er op stamp. Een mooi schepsel der natuur met geweld voor eeuwig vermorzeld. Met noordwest elf in het gezicht vervolg ik mijn weg door het duister van de nacht. Wolken schieten langs de hemel. Af en toe prikt de maan door het wolkendek en verlicht het uitgestrekte strand. Het zilte zand nestelt zich op mijn bril, maakt mijn glazen mistig. De koude wind blaast door mijn verwarde geest.

"Machteld is dood."

Die ene simpele zin raak ik maar niet kwijt. Hij is er wel, maar leidt tot niets, geen verdriet, geen woede, geen depressie, alleen die zin:
"Machteld is dood."

En hij wil niet weg, laat zich niet verdringen door de nuchterheid van het dagelijks leven. Verdwijnt niet met het medeleven van mijn naasten. En zelfs de krant kent vandaag de dag maar één kop:
"Machteld is dood."

Ik heb mijn auto geparkeerd op het lege en donkere parkeerterrein in de duinen. 's Zomers staat het hier vol met auto’s van dagjesmensen, de frietkraam verspreidt zijn vette walm over ingevette lichamen. Kinderen scheppen hun emmers vol, brommerjongens pochen over hun cilinderinhoud, meiden over de vulling van hun textiel.

Maar nu is er van enige drukte niets te merken. Links zee, rechts duinen en recht vooruit zand, kilometers lang.

"Machteld is dood, en nu?"

Nu naar het noorden, langs het strand. De wind tegen. Nadenken, die zin kwijtraken, daarboven aan het werk zetten.

"Machteld is dood, nou en?"

Wat moet ik nu voelen? Is het gek dat er niets met me gebeurt? Was ze niet belangrijk? Was ik niet belangrijk? Was het een vergissing?
In de verte verraadt een vuurtoren zijn aanwezigheid door stiekem te knipperen. Ik richt mijn aandacht op het licht, kijk vooruit en ga automatisch sneller lopen. De zee komt op, het wordt vloed.

Als je vriendin sterft moet je verdrietig zijn. Je moet je afvragen 'waarom zij?'. Je moet het leven niet meer zien zitten. Vrienden en familie moeten je troosten, je moet zwelgen in verdriet. Maar niets van dat alles.

Het was een mooie begrafenis, met fraaie witte bloemen op een witte kist. Bewust geen zwart. Die associatie paste niet. Wit, de kleur van onschuld, de kleur van de toekomst, de hoop. De muziek was mooi, de sprekers waren aangrijpend.

Had ik ook moeten spreken? Nee, dan had men mijn onverschilligheid gemerkt. Maar ben ik dan onverschillig, of kan ik het niet bevatten, doorzie ik de consequentie van dit afscheid nog niet?

"Machteld is dood. Een ramp."

Ze was de spil in mijn leven, mijn doel, mijn rots, het vaste punt. Had ik haar moeten begrijpen, moeten weten dat ze op de verkeerde weg was? Had ik haar moeten beschermen tegen het kwaad? Strenger moeten zijn misschien? Had ik het kunnen voorkomen? Is het mijn schuld dat ze dood is?

Natuurlijk hebben de drukte en de verwarring van de laatste dagen mij heel erg in beslag genomen. Misschien ben ik daarom niet aan al die essentiële vragen toegekomen. Natuurlijk heb ik me boos gemaakt, maar dan vooral over het handelen van anderen: botte ambtenaren.

Ik loop weg van de zee en ga in de relatieve beschutting van het achterliggend duin zitten. De duisternis went, en in de verte zie ik lichtjes van boortorens, een coaster die langzaam voorbij vaart. Het zand is koud en vochtig. Met mijn handen graaf ik er in. Het is opmerkelijk hoe ontspannend het strand voor de geest is. Het getol in mijn hoofd komt langzaam tot stilstand. Een meeuw maakt een niet begrijpende duikvlucht naar mijn stek. Het strand is 's nachts niet van de mensen. 's Nachts is het strand van de vogels, van de zee en van de wind die, als je goed luistert steeds weer een andere toon fluit.

"Machteld is dood."

Machteld? Hier op dit strand ben ik alleen. Ik, het middelpunt der aarde. De coaster vaart langs mij, de meeuwen vliegen boven mij en de wind waait alleen op mijn strand, het is nacht op de hele wereld.

Ik sta op en merk dat mijn broek nat is geworden. Ik sla het zand er van af en vervolg mijn weg naar het noorden, naar de antwoorden, of misschien wel naar de juiste vragen. De wind blaast onverminderd in mijn gezicht. Ook mijn schoenen en voeten worden nat en koud, had ik maar laarzen aan, rode laarzen.

1998 © Marc van Rossum du Chattel


Dit was hoofdstuk 1 van de roman Slaags van Marc van Rossum du Chattel. Je vindt meer informatie op de beginpagina.
Reageren mag, het is altijd leuk om te discussiëren of meningen uit te wisselen.
Marxplaats.nl
Dit is de website van
Marc van Rossum du Chattel.
Je mag mijn foto's alleen gebruiken
na mijn schriftelijke toestemming.
Terug naar de inhoud